dinsdag 20 juli 2010

Geluiden in Radio Kootwijk


Tijdens de opening van de Volgende Toon... heeft Cees van der Pluijm, schrijver en oud inwoner van Radio Kootwijk, een voordracht gehouden die we graag met iedereen delen. Voor de vier bijhorende sonetten verwijs ik je naar: www.vanderpluijm.demon.nl



Dames en heren,
in december 1965, ik was toen 11, bezorgde Sinterklaas mij een prachtig cadeau: een bandrecorder, zo'n grote, ouderwetse spoelenrecorder waarmee je geluid kon opnemen van radio en televisie, of, met een microfoon, je eigen en andermans stem kon vastleggen.
Dat was geen gering geschenk in die dagen. Vergeleken met ons huidige digitale tijdperk lijkt het niets, maar toch: de draagbare radio bestond nog niet zo heel lang, verder kocht je grammofoonplaten. Cd's, cassettespelers, iPods, downloaden van internet – daar hadden we nog niet van gehoord.
Maar het cadeau bevatte voor de elfjarige nog een verrassing. Had je iets opgenomen, dan werd er bij het terugluisteren in negen van de tien gevallen iets hoorbaar wat niet de bedoeling was. Dat kon variëren van wonderlijke fluittonen, in afwisselende ritmes, tot flarden van gesprekken met landgenoten overzee.
Het geluid van Radio Kootwijk. Je kreeg het er gratis bij, terwijl je argeloos Ja Zuster Nee Zuster van de televisie opnam. Het was pas over toen mijn vader de ombouw van het apparaat aan de binnenkant met aluminiumfolie had bekleed. De problemen ontstonden weliswaar hier, maar ze werden hier ook opgelost.

Radio Kootwijk heeft veel eigen geluiden. Wie op een mooie dag, het liefst buiten het toeristenseizoen, uit de auto of van zijn fiets stapt, wordt overvallen door een bijzondere stilte. Wie goed luistert, realiseert zich dan wat hij hoort. Stilte is namelijk niet het ontbreken van geluid, maar de mogelijkheid om geluiden te onderscheiden.
Wie in de stad woont, of aan zee, of in de nabijheid van een snelweg, weet zich permanent omgeven door een constante ruis, een mengeling van allerlei geluiden die gezamenlijk een nieuw geluid vormen waarin details en nuances niet meer herkenbaar zijn.

In mijn jeugd was de stilte van Kootwijk nog absoluter dan nu. In de jaren vijftig en de eerste helft van de jaren zestig reden er hoofdzakelijk dienstauto's van de PTT. De meeste bewoners hadden nog geen eigen vervoer. Alleen op zondag was het druk, dan kwamen de dagjesmensen die – met opzet of omdat ze verdwaald waren – in Radio Kootwijk belandden, en je zag ze allemaal twee keer langskomen, eerst heen en dan terug, want alle verharde wegen liepen dood op een slagboom en de meeste zondagsrijders waagden terecht hun auto's niet aan de hobbelige zandwegen naar Harskamp of Hoog Buurlo.

Later, in de tweede helft van de jaren zestig, werd de A1 aangelegd, die – toen nog onder de naam E8 – Amsterdam verbond met Twente. Als de wind verkeerd stond, nam die een eerste verstoring van de Kootwijkse stilte met zich mee, het zachte suizen van de welvaart en de vooruitgang.

Wie nu hier rondom Gebouw A stil staat en luistert, hoort eerst heel weinig... Wat is het stil, denken de mensen. En dan begint het: je hoort vogels, allerlei vogels, geen grote koren, maar solisten. En dan de krekels – aanvankelijk zacht, maar onmiskenbaar – vanuit de hei.
Als het ergens echt stil is, worden zelfs de zachtste geluiden steeds harder, alsof onze oren zich opnieuw instellen, die oren die verdoofd waren door de stadse herrie of de motorgeluiden van de auto die we zojuist verlaten hebben.

Als kind in Radio Kootwijk, 's avonds laat in je bed, of overdag, als je eens ziek was en niet naar school hoefde, kon je koersen op de geluiden. Je kende ze en je kon ze onderscheiden, ze waren een decor waar je geen beeld bij nodig had.
Je hoorde de buurvrouw die een kleed uitklopte.
Je hoorde of er getennist werd op de tennisbaan: het ritmische ploppen van de bal tegen een racket.
Je wist waar de bosbouwploeg bezig was (in die tijd werd het bos nog onderhouden hier). Je hoorde de kettingzaag, kort en fel, en dan, als het dicht genoeg bij was, het ritselend omvallen van de boom, eindigend in een geknetter van brekende takken.
Je wist hoe laat het was als je de bus van de VAD, de Veluwse Auto Dienst, hoorde binnenkomen. Dat was maar drie of vier keer per dag, dus je wist echt hoe laat het was.
Ik ben geboren naast het hotel, in een piepklein huisje, om 10 voor 8 's morgens. Gelijk met de bus, zei mijn vader altijd.

Op een mooie zomeravond kon je de trein horen, de lijn Apeldoorn-Amersfoort, een geluid dat echt van ver leek te komen en zich zachtjes voortplantte op de trillingen van de dennebossen tussen je huis en de spoorlijn. Je hoorde hem komen en je hoorde hem gaan, als je goed luisterde.
Zo kon je ook, als je echt goed luisterde, de vliegtuigen horen die heel hoog, als zilveren stipjes, boven je vlogen. Dat lukt je in de stad niet meer. Hier wel, probeer het maar eens.

Stilte is de mogelijkheid geluiden te onderscheiden. Stilte bestaat bij de gratie van het contrast tussen iets en niets, tussen hard en zacht, tussen luisteren en horen. Onmiskenbaar voor het Kootwijkse geluidsdecor was en is Harskamp. Als de paukenslag in het fluisterzachte deel van een Haydnsymfonie: Kaboem!
Het schietterrein in Harskamp: het hoorde erbij, het gaf reliëf aan de stilte ervoor en erna. Alle geluiden gaven letterlijk reliëf en richting aan. Zet een Kootwijker geblinddoekt in het bos, en hij zal zich op zijn oren kunnen oriënteren.

De muziek in de Kootwijkse stilte is rijk en gevarieerd. Hier, bij Gebouw A, leek het altijd te waaien, dat hoorde je. Kwam je op de Korte Golf, bij de gebouwen C, D en E, dan hoorde je vanuit de ruitantennes een ijle fluittoon klinken, een suizen haast, begeleid door de bromtoon die uit de schakelhuisjes opklonk.
Daar, bij Gebouw E, hadden we ons zwembad, in de oude koelvijver die we niet zelden deelden met een verdronken konijn en met grote hoeveelheden afgevallen kastanjeblaren.
Toen er nog geen grasveldje was aangelegd om te zonnen, spreidden we onze handdoeken op de teerweg, waar je bij warm weer moeiteloos je voetafdrukken in achterliet, zinderende hitte in een meestal zinderende stilte. Je voeten en de handdoek kwamen geteerd weer thuis.
Als het druk was in het zwembad kon je bij Gebouw C de stemmen al horen die afdaalden vanaf de heuvel van Gebouw E.

Niet zelden hoorde je, met wat andere pubers liggend in het gras, vreemde stemmen langzaam naderbij komen. Menselijke stemmen? Bijna. Schapen kunnen heel menselijk klinken. Of mensen schaapachtig, zo u wilt. De schaapskudde van Koos Vos, de eerste vrouwelijk herder in Nederland, trok dan over de hei aan ons gehoor voorbij.
Fijne geluiden waren dat allemaal, veilig en vertrouwd. Je wist erdoor wie en waar je was.

De stilte rond Gebouw A is overweldigend, als de fonteinen zwijgen, fonteinen die terecht niet horen bij het originele ontwerp van architect Luthmann.
Maar groter dan het contrast tussen het geweld van Harskamp en de vrede van Kootwijk, was het contrast tussen wat er binnen en wat er buiten Gebouw A gebeurde.
Buiten was het stil, binnen draaide alles om geluid, om de stemmen die over heel de wereld uitzwierven (en zich ongevraagd in mijn bandrecorder nestelden), om de zenders die loeiden dat het een aard had. En te midden van dat geweld, bij het trapje midden in de zenderzaal, zat een knop die het hele bedrijf kon stilleggen in geval van nood.
Met die knop sloot beheerder Martin Nieuwenhuizen op 31 december 1998 het zendstation. En binnen werd het even stil als buiten, voor het eerst.

Dames en Heren, Kootwijkers spreken graag over het Kootwijkgevoel. Hier werd iets groots verricht. Radio Kootwijk was bijzonder en is het nog.
Als kind was ik diep onder de indruk van de wereldkaart die in de gebouwen hing waarop Radio Kootwijk precies in het midden lag. De navel der aarde waren wij, en daar werkte je vader, in dit gebouw, te midden van alle herrie die er nodig was om een menselijke stem aan de andere kant van de wereld hoorbaar te maken .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten